Dat we vertrouwen in elkaar moeten hebben om constructief samen te kunnen werken, spreekt voor zich. Een schoolleider moet ouders en leerkrachten dus vertrouwen schenken. Maar hoe ver gaan we hierin? Zijn er grenzen? Moeten we niet ook een zekere mate van sturing, controle en preventie inzetten? Hoe vinden we de juiste balans? Laten we de volgende vier situaties eens bekijken, waar ik vanuit Ouderbetrokkenheid-PLUS mee te maken heb gehad.
Schoolleider 1 had zich samen met haar team ingezet om een grote groep nauwelijks bij school betrokken allochtone ouders de school in te krijgen. Met veel enthousiasme en empathie was het ze gelukt. Wel werd er nu vaak Turks of Marokkaans in de gangen gesproken, hoewel dat volgens de schoolregels niet toegestaan was. Ook was er wel eens iets zoek in de teamkamer, nu de ouders deze vanzelfsprekend als hun domein waren gaan zien.
Schoolleider 2 zag dat een jonge leraar niet respectvol met een ouder omging. Hij las haar hierover stevig de les. Ze had totaal geen begrip gehad voor de situatie van de ouder en ze moest weten dat hier een grens gepasseerd was.
Schoolleider 3 kreeg een klacht van ouders over de houding van een leraar naar hun dochter toe. De betreffende leraar had op zijn vorige school ook vaak problemen met ouders gehad en de schoolleider had hem op haar school een tweede kans willen bieden. Hoewel de schoolleider van coach van de leraar gehoord had hij niet goed leek te kunnen reflecteren op zijn eigen gedrag, vroeg ze hem toch om zijn gedrag naar het meisje toe goed te observeren. Ze ging niet bij hem in de klas zitten om te zien waar het misging, maar liet het hem zelf ontdekken.
Schoolleider 4 sprak zeer consequent met haar team en met de ouders over de gewenste samenwerking tussen school en ouders. Bij aanmelding van een kind werd er een samenwerkingsovereenkomst getekend. Van ieder relevant gesprek met ouders werd door de leraren een verslagje gemaakt dat aan de ouders werd voorgelegd ter ondertekening. Gedragsregels waren zorgvuldig in protocollen vastgelegd. Zo kon de school duidelijk grenzen aangeven en waren ze ingedekt als ouders moeilijk zouden doen.
Hoe zit het met het vertrouwen in bovenstaande situaties? Vertrouwen sluit het stellen van grenzen niet uit. Door schoolleider 1, in de situatie waar de ouders veel aandacht en ruimte hadden gekregen en zich zeer thuis voelden op school, werden onvoldoende grenzen gesteld. De ouders hielden zich niet meer aan de regels en namen de school haast in. Uiteindelijk heeft hun gedrag tot een pijnlijke escalatie geleid, waarbij het respect van de ouders voor de school totaal verdwenen leek. Dit is wat er kan gebeuren als er sprake is van blind vertrouwen, zonder goed aan te voelen wanneer er een grens is gepasseerd.
Schoolleider 2 stelde wel een duidelijke grens naar de leraar toe, die niet respectvol naar een ouder was geweest. De leraar kreeg hierbij niet de ruimte van vertrouwen, van waaruit ze zelf aan verbetering van haar gedrag kon werken.
Schoolleider 3 deed dit wel. Ze nam hierbij een risico, zeker gezien de indruk van de coach van de leraar, die inschatte dat hij niet in staat was te reflecteren op zijn eigen gedrag. Intuïtief voelde de schoolleider echter aan dat het geven van ruimte en vertrouwen de enige mogelijke optie was. Ze was wel nauw betrokken bij de leraar, ze liet hem er niet alleen voor staan. Ze liet hem duidelijk voelen hoe groot de noodzaak was om iets in zijn aanpak te veranderen. Toen hij zelf de noodzakelijke stappen bleek te kunnen zetten, groeide zijn zelfrespect. De situatie in de klas en de samenwerking met ouders bleken aanzienlijk te verbeteren.
Schoolleider 4 handelde met haar op preventie gebaseerde gedrag te sterk vanuit de wens om de situatie te beheersen. Dit werd aangestuurd door angst en wantrouwen, niet door vertrouwen. Wanneer je handelt vanuit vertrouwen, heb je geen handtekening van de ander nodig om problemen te voorkomen. Wel zul je steeds de gewenste samenwerking met elkaar moeten bespreken. Dat is de sturing die je als schoolleider zult moeten geven.
Om in de samenwerking met ouders de verschillen tussen gezond vertrouwen, blind vertrouwen en wantrouwen te kunnen herkennen, heb ik BRAZAVO ontwikkeld, gebaseerd op de elementen ‘Betrokkenheid, Realiteitszin, Aanwezig zijn in het nu, Zelfrespect, Autonomie, Verantwoordelijkheid en Ontspanning’. Meer hierover kun je lezen in mijn blog van 31 maart 2015: ‘Gezond vertrouwen met BRAZAVO’.
Geef een reactie