In iedere relatie worden zo nu en dan grenzen overschreden. In de samenwerking tussen scholen en ouders is dat niet anders. Dat ouders soms begrensd moeten worden door scholen, daar lijken de meeste schoolleiders het wel over eens te zijn. Een boze vader die dreigend zijn verhaal komt halen, of moeders die bij het de klas in brengen van hun kind gezellig met elkaar blijven praten, waardoor de les niet kan beginnen: in dat soort situaties kan het goed zijn om helderheid te geven over de grenzen van de school. Omgekeerd hebben ouders echter zelden het gevoel dat ze de school kunnen begrenzen. Ze mopperen en klagen wel dat de school de belangen van hun kind niet goed behartigt of zich niet aan de gemaakte afspraken houdt, maar begrenzen? Het vanzelfsprekende gevoel dat ook dat soms gewoon nodig is, en ook ’toegestaan’, ontbreekt.
In een gelijkwaardige samenwerkingsrelatie waarin beide samenwerkingspartners vanuit hun autonomie handelen, is er geen sprake van een ondergeschikte, afhankelijke positie van een van beiden. Autonoom kunnen handelen betekent dat je op eigen benen staat. Het betekent niet dat er geen onderlinge afhankelijkheid is. Zoals Stephen Covey zo mooi aangeeft in ‘De zeven eigenschappen van effectief leiderschap’ is er een groei mogelijk van afhankelijkheid via onafhankelijkheid naar wederzijdse afhankelijkheid. De samenwerking tussen scholen en ouders is gebaat bij het goed vorm kunnen geven aan deze wederzijdse afhankelijkheid. Beide samenwerkingspartners geven daarbij vanuit hun autonomie aan waar de ander hun grenzen overschrijdt. Als dit op een constructieve en respectvolle manier gebeurt, zal de ander in het belang van de samenwerking waarschijnlijk rekening willen houden met die grenzen.
Helaas is het nog niet zo gemakkelijk en vanzelfsprekend om gelijkwaardig samen te werken rond de schoolontwikkeling van de kinderen. We zien dat zowel de school als de ouders soms wat zoekende zijn in de van hen verwachte rol.
Omdat de samenwerking zich afspeelt rond het schoolgebeuren en er van scholen, als professionals, een regiefunctie wordt verwacht, nemen scholen vaak gemakkelijk de leiding in de samenwerking. Dit kan soms doorschieten naar een enigszins autoritaire houding, waarbij er weinig oog is voor de belangen van ouders en voor hun waardevolle inzichten. Scholen nemen dan te gemakkelijk eenzijdig beslissingen, waarmee het draagvlak onder de ouders vermindert. Ze leggen ouders hun grenzen op, zonder echt in gesprek te gaan en samen naar oplossingen te zoeken. Je ziet dan dat ouders wel tegensputteren, maar niet het vanzelfsprekende gevoel hebben dat ze een gelijkwaardige positie horen te hebben en de school ook zouden kunnen begrenzen in haar te autoritaire houding.
Scholen nemen overigens zeker niet altijd een bovenpositie in. Juist waar scholen erg hun best doen goed met ouders om te gaan, kan het voorkomen dat ze er te sterk op gericht zijn de ouders tevreden te stellen. Ze komen hiermee in een ondergeschikte positie terecht en roepen het zo als het ware over zichzelf af dat ouders zich dominant gaan gedragen. Wanneer er geen grenzen worden gesteld en gehandhaafd, is het evenwicht dan ook zoek.
Het stellen van grenzen is dus belangrijk in een gelijkwaardige relatie. De manier waarop deze grenzen worden aangegeven, is van groot belang voor het effect ervan. In mijn blogje van 15 december zal ik ingaan op vijf belangrijke aspecten waar rekening mee moet worden gehouden bij het begrenzen van de samenwerkingspartner. Hiermee zal het aangeven van grenzen leiden tot een verbeterde samenwerking en niet tot ongelijkwaardigheid of conflicten.
Geef een reactie