Hoe zit het met het gezag in het onderwijs? Op 2 maart j.l. wijdde het dagblad Trouw een artikel aan het toenemend gebrek aan hiërarchie en gezag in de samenleving, zoals geconstateerd wordt door Frank Koerselman, emeritus hoogleraar psychiatrie. De samenleving ‘ontvadert’ volgens Koerselman. Hij constateert dat er onvoldoende sprake is van begrenzing en structuur, traditioneel horend bij de opvoedingsrol van vaders. Niet alleen bij ministers, burgemeesters en de politie ziet hij het gezag steeds kleiner worden, ook in het onderwijs. Koerselman pleit er niet voor om terug te keren naar de vormen van gezag en autoriteit zoals we voorheen kenden, maar ziet wel dat het verdwijnen van hiërarchie in de samenleving zijn bijwerkingen heeft.
Vanuit Ouderbetrokkenheid-PLUS zie ik dat gebrek aan gezag in het onderwijs inderdaad een veelvoorkomend probleem is, wat zich uit in onvoldoende respect, leidend tot onvoldoende zeggenschap. Ik zie hoe onderwijsprofessionals over de gehele linie minder gerespecteerd worden door ouders en door kinderen, in vergelijking tot enkele decennia geleden. Overigens zijn er ook situaties waarin onderwijsprofessionals onvoldoende respect tonen naar ouders toe, maar hierin zie ik geen trend.
Hoe voorkom je als school dat er over je heen wordt gelopen? Uiteraard is het verre van wenselijk om terug te keren naar vormen van gezag en autoriteit, waarbij respect en zeggenschap als het ware worden afgedwongen. Deze zijn namelijk gebaseerd op de behoefte aan macht en controle. Hieraan ten grondslag ligt altijd een vorm van angst. In ‘Schoolleider aan zet in ouderbetrokkenheid’ pleit ik voor een nieuwe vorm van autoriteit, waar veiligheid en stevigheid aan ontleend kan worden, en waardoor destructieve krachten worden begrensd. Hiervoor is persoonlijk leiderschap nodig.
Ouders en leraren die niet worden aangestuurd door angst, maar door de wens om een verschil te maken, kunnen meer en meer zeggenschap verkrijgen. Deze zeggenschap verkrijgen ze door het schenken van gezond vertrouwen (geen blind vertrouwen!) , het respecteren van de autonomie van de ander en het volharden in het stellen van grenzen, door zich consequent te blijven verzetten tegen destructief en grensoverschrijdend gedrag. Hun natuurlijk gezag neemt daarbij toe. Anderen gaan dan uit vrije wil met hen mee, niet vanuit dwang.
In het boek ‘Nieuwe autoriteit’ betoogt Haim Omer dat de mate van autoriteit vroeger gelijk was aan de mate waarin iemand werd gehoorzaamd. Dit is echter onverenigbaar met de ontwikkeling van autonomie. Bij ‘nieuwe autoriteit’ is het juist de bedoeling dat de ander autonome beslissingen kan nemen. Als een kind zich misdraagt, zal de ouder of de leraar zich niet richten op controle en straf. Wel zal er waakzame aanwezigheid zijn en een vastberaden verzet tegen grensoverschrijdend gedrag. Het gaat niet om winnen of verliezen. Het kind zal het opgeven van negatief gedrag daardoor niet ervaren als een capitulatie, maar als een eigen autonome keus.
Hoeveel autoriteit gezagsdragers hebben, hangt volgens Omer niet af van de mate waarin ze worden gehoorzaamd, maar van de mate van autorisatie of legitimering vanuit de omgeving. Ouders en school kunnen elkaars gezagpositie ten opzichte van de kinderen versterken door elkaar te steunen.
Vanuit hun nieuwe autoriteitsrol beseffen ouders en leraren dat ze geen controle hebben over het kind, maar wel zeggenschap over hun eigen gedrag.
Ook ouders kunnen soms grensoverschrijdend gedrag vertonen naar school toe. In dat geval kunnen leraren elkaar steunen en kan ook steun gezocht worden bij de ouders die wel constructief met de school willen samenwerken. En wanneer ouders aanlopen tegen een leraar of schoolleider die grensoverschrijdend gedrag vertoont, kunnen ouders volharden in hun verzet en steun zoeken bij andere ouders, bij ouderverenigingen, en eventueel ook bij leraren die wel op samenwerking zijn gericht, of bij het schoolbestuur.
Het zoeken van steun is niet gericht op het willen uitoefenen van macht over en winnen ten koste van de ander. Het gaat om het staan voor bepaalde waarden en om deze in woord en daad uit te dragen, zonder de ander tot capitulatie te dwingen. Ieders autonomie blijft daarmee gewaarborgd. Een ander verandert dan niet omdat jij het wilt maar omdat hij dat zelf wil.
Koerselman koppelt gezag aan hiërarchie. De relatie tussen school en ouders is als het goed is echter niet hiërarchisch, maar gelijkwaardig. Is gelijkwaardigheid wel verenigbaar met het hebben van gezag? Met de ouderwetse, op macht gebaseerde vorm van gezag is dit natuurlijk niet het geval. Maar natuurlijk gezag staat los van macht of hiërarchie. Om gelijkwaardig met elkaar samen te kunnen werken zal er sprake moeten zijn van onderling respect en het behoud van ieders autonomie. En dit zijn ook ingrediënten van natuurlijk gezag. Wanneer ouders en school respect hebben voor de ander in diens positie en elkaars autonomie erkennen en respecteren, kunnen zij als gelijkwaardige partners samenwerken rond de schoolontwikkeling van het kind, terwijl zij ook elkaars gezag erkennen en steunen. Gezag en gelijkwaardigheid sluiten elkaar dus niet uit, maar komen met elkaar samen in een prachtige, subtiele dans.
Meer hierover weten? Lees dan het boek ‘Schoolleider aan zet in ouderbetrokkenheid’ of vraag een coachinggesprek of workshop aan bij Ouderbetrokkenheid-PLUS.
Geef een reactie