Op 1 juni was het de Internationale Dag van de Ouders. Deze dag werd op 17 september 2012 door de Verenigde Naties in het leven geroepen, met als toelichting: “Ouders van elk ras en elke religie, cultuur en nationaliteit zijn in alle delen van de wereld de primaire verzorgers en leraren van hun kinderen. Ze bereiden hen voor op een gelukkig, vervullend en productief leven. Ze zijn de ankers van de familie en het fundament van onze gemeenschappen en samenlevingen.”
Uit mijn gesprekken met schoolleiders, leraren en ouders blijkt echter dat ouders vaak niet de waardering krijgen die ze verdienen. Er wordt veel over hen geklaagd door leraren. Er is sprake van onbegrip en er wordt veel te weinig gebruik gemaakt van hun waardevolle kennis en inzichten. Waarom begrijpen leraren de ouders toch zo slecht?
Onmogelijke verwachtingen van ouders
Ouders dragen een enorme verantwoordelijkheid en staan daarbij bloot aan onuitgesproken verwachtingen vanuit de maatschappij die vrijwel onmogelijk te realiseren zijn. Waaraan moeten ‘ideale ouders’ voldoen? Volgens de VN bereiden ze hun kinderen voor op een gelukkig, vervullend en productief leven. Hoe doen ze dat? Ouders moeten altijd goed gehumeurd zijn, tegenslagen aankunnen, altijd klaarstaan voor hun kind, hun kind voldoende bescherming, houvast én vrijheid geven, hun kind normen en waarden bijbrengen en steunen in zijn schoolontwikkeling. Daarnaast wordt er van ouders verwacht dat ze ook nog eens midden in de maatschappij staan met interessant werk, een rijk sociaal leven en voldoende aandacht voor zelfontplooiing. Kortom, onze ouders konden wel eens op hun tenen lopen.
Zware taak van leraren
Ook van leraren wordt veel verwacht. Ze moeten de kinderen niet alleen leren rekenen, lezen en schrijven. De ideale leraar heeft veel persoonlijke aandacht voor de leerlingen en weet precies wat ieder kind nodig heeft voor een optimale schoolontwikkeling. Er wordt maatwerk verwacht. Ook moeten leraren een antwoord hebben op allerlei maatschappelijke uitdagingen zoals het omgaan met agressie, pesten en geweld, of met armoedeproblematiek. En dan moeten ze ook nog eens samenwerken met ouders. Kortom, ze hebben een enorm drukke en verantwoordelijke baan en alles wat er dan bovenop komt, zoals ouders die hun zorgen komen uiten over de manier waarop hun kind wordt behandeld, kan dan net de druppel zijn die de emmer doet overlopen.
Je inleven in de ander
Leraren die zelf kinderen hebben, kunnen zich makkelijker inleven in de positie van ouders. Maar ook wie geen kinderen heeft, kan een poging doen om eens in hun schoenen te gaan staan. En het effect kan verrassend zijn. Zodra je een andere ‘achtergrondkleur’ kiest zie je nu eenmaal een ander perspectief. Neem bijvoorbeeld onderstaand figuurtje met de twee kruisen:
Wat voor kleur hebben de twee kruisen in het plaatje? Is dat verschillend of hebben ze dezelfde kleur? Waarschijnlijk zie je duidelijk dat het linker kruis grijs is en het rechter kruis geel. Maar is dat wel zo? Het hangt namelijk van je referentiekader af hoe je iets ziet, hoe je iets interpreteert. Dat referentiekader wordt in dit voorbeeld gevormd door de achtergrondkleur. Aan de verbinding tussen de twee kruisen, midden onder, is te zien dat de kruisen allebei precies dezelfde geel-grijze kleur hebben. Afgezet tegen een gele achtergrond valt ons vooral het grijs op. Afgezet tegen de grijze achtergrond, beoordelen we de kleur van het kruis als geel. Maar in werkelijkheid is er dus geen verschil in kleur tussen de beide kruisen. Kortom: hetzelfde kind kan vanuit het perspectief van de ouder of vanuit het perspectief van de leraar een heel andere aanpak nodig hebben. Als je je als leraar inleeft in de situatie van de ouders, zie je opeens een andere ‘waarheid’ ontstaan.
Waarom is dat zo moeilijk?
In de praktijk is het voor leraren nog niet zo gemakkelijk om de bereidheid te tonen om de waarheid van de ouders te zien. Want een leraar is tenslotte de professional! Maar is dat wel waar? Is de ouder niet de professional waar het gaat over het kind?
Juist daar waar de belangen zo groot zijn als in de samenwerking tussen school en ouders, blijken er snel problemen te ontstaan door verschil in perceptie. Het is niet gemakkelijk of vanzelfsprekend om goed met elkaar te communiceren. Verschil in cultuur, karakter, waarden, verwachtingen en belangen kunnen leiden tot frustraties, boosheid, gevoelens van onmacht, en tot oordelen over het tekortschieten van de ander. Daardoor zie je vaak machtstrijd en polarisatie ontstaan. De stellingen worden ingenomen: “Ik heb gelijk, ik weet het veel beter, en de ander heeft het helemaal mis!”
Samen weten we het beter
Zowel scholen als ouders worden in stereotype benaderingen vaak gekenmerkt door deze ‘ik-heb-gelijk-houding’. Laat ik voorop stellen dat het overgrote deel van de ouders en scholen goede bedoelingen heeft en niet uit is op strijd. Toch blijkt de ‘ik-heb-gelijk-houding’ een probleem te zijn waar zowel scholen als ouders veel last van hebben. Het elkaar bevechten op het al dan niet gelijk hebben, leidt zelden of nooit tot geluk. En de kinderen zijn er al helemaal niet bij gebaat. Een goede, professionele communicatie is erbij gebaat wanneer we de nieuwsgierigheid hebben om te kijken vanuit het perspectief van de ander, en de bereidheid hebben de ander uit te nodigen om ook door onze bril naar de werkelijkheid te kijken.
Wat een mooi inzicht geef je ons hier mee! De aannames waarmee we tegenover elkaar kunnen komen te staan en het andere perspectief wat zoveel inzicht kan opleveren. Dank je.