Voor ieder kind een passende onderwijsplek? Het was een mooi voornemen bij de start van het Passend Onderwijs in augustus 2014, maar het zal nog even duren voor het ook werkelijk zover is. Een betere samenwerking met ouders is daar hard bij nodig!
Wat zijn de problemen? Er zijn duizenden thuiszitters die langdurig geen plek hebben op school. Denk aan kinderen met een zware vorm van autisme of ADHD. De kinderen hebben weliswaar leerplicht, maar ze kunnen geen plek vinden waar ze naar school mogen. Feitelijk zijn ze dus in overtreding. Ouders geven hun zelf les, of huren daar betaalde krachten voor in. Daarnaast zijn er kinderen die vrijgesteld zijn van onderwijs omdat ze lichamelijke of psychische problemen hebben. Deze kinderen zijn als het ware ‘opgegeven’. Tenslotte zijn er kinderen die wel een plek op een school krijgen, maar niet een plek die door alle betrokkenen als ‘passend’ wordt gezien.
Een vader van een thuiszitter: “Overal waar we met instanties in aanraking komen zeggen ze: Dit is wel een heel bijzonder geval, dat hebben we nog nooit meegemaakt. Dat is echt standaard. Ik wil het niet meer horen. Doe eens een keer wat!”
Op 6 februari werd de tweede Thuiszitters-top gehouden. Vooruitlopend daarop hebben de vier grote steden en de betrokken samenwerkingsverbanden afspraken gemaakt om het aantal thuiszitters met 25% per jaar te laten dalen, zodat er in 2020 geen langdurig thuiszitters meer zijn. En het aantal kinderen dat vrijgesteld is van onderwijs moet binnen de G4 jaarlijks met 10% dalen. Om dit te bereiken werken leerplicht, zorg en onderwijs samen, zo stelt Simone Kukenheim, wethouder in Amsterdam. Ik zou daar graag de ouders aan toe willen voegen. Immers, als geen ander kennen de ouders het kind en weten zij wat er nodig is om het kind tot z’n recht te laten komen.
De Onderwijsraad gaf eind vorig jaar in een advies al aan dat er binnen het passend onderwijs teveel regels zijn en te weinig ruimte. De behoudende keuzes in de ondersteuningsprofielen van scholen zouden te weinig mogelijkheden bieden om leerlingen met complexere ondersteuningsbehoeften een passende plek te bieden.
Leraren én schoolleiders zullen volgens de Onderwijsraad moeten leren communiceren met ouders, zeker in de complexe situaties rond passend onderwijs:
“De raad meent dan ook dat goede communicatie tussen scholen en ouders van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte onontbeerlijk is. De gesprekken met deze ouders zijn doorgaans anders van aard dan de reguliere voortgangsgesprekken. De inhoud van het gesprek kan als onverwachts of ongewenst worden ervaren en kan daardoor negatieve emoties oproepen bij ouders. Ook kan het voorkomen dat de inhoud van het gesprek voor ouders niet begrijpelijk is. Deze gesprekken vergen daarom specifieke communicatievaardigheden. De raad is van mening dat schoolleiders en leraren hierin opgeleid en getraind moeten worden.”
Er bestaat al een verplichting om op overeenstemming gericht overleg met ouders te voeren over het ontwikkelingsperspectief van de kinderen. Maar de Tweede Kamer is al akkoord om dit aan te scherpen naar instemmingsrecht van ouders op het handelingsdeel ervan. Dat vraagt van leraren en schoolleiders vaardigheden en competenties die nu vaak nog onvoldoende zijn ontwikkeld.
Ouders van kinderen met een beperking krijgen soms geen voet aan de grond bij hun wens om voor hun kind een plek op een reguliere school te vinden. Toch hebben deze kinderen recht op inclusief onderwijs. De Wet Gelijke Behandeling op grond van Handicap of Chronische Ziekte (WGBH/CZ) verbiedt om onderscheid te maken tussen leerlingen met en zonder handicap of chronische ziekte als het gaat om toegang tot het onderwijs. Als dat wel gebeurt, is er sprake van discriminatie. Ook in het recent door Nederland ondertekende VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap wordt het recht op inclusief onderwijs aangegeven.
Silvie Warmerdam, moeder van Daniël (12, syndroom van Down), die in groep 8 vaneen reguliere basisschool zit: “Het is heel goed voor Daniel dat hij leert zich staande houden in de maatschappij door op een reguliere school te zitten. Hij heeft duidelijk een toegevoegde waarde in de klas. Doordat hij in de eigen buurt op school zit, kent hij veel kinderen die hij tegenkomt, en wordt hij overal vrolijk begroet. Alleen lukt het nog niet een reguliere VO-school te vinden die hem komend jaar wil plaatsen. Hoewel hij waarschijnlijk geen diploma zal halen, denk ik dat het goed voor hem zal zijn als hij, zeker de eerste twee jaar van de middelbare school, regulier onderwijs kan volgen, zowel voor z’n cognitieve als sociaal-emotionele ontwikkeling. Ondanks het Verdrag dat hem het recht op inclusief onderwijs geeft, werken de scholen nog niet mee.”
Silvie blogt op de site Lotje&co over haar dagelijkse ervaringen met Daniël.
Geef een reactie