Het beroep van basisschooldirecteur is mooi en veelzijdig, maar soms ook knap lastig. Wie kent er niet de vervelende situaties, waarin er onnodige tegenwerking is? Het gedrag van ouders, kinderen, het schoolbestuur of onze eigen leerkrachten kan ongepast, onprettig of bedreigend zijn en soms brengt het ons in een impasse. We hebben het niet zelf in de hand en er lijkt geen oplossing te zijn. Dat kan een machteloos gevoel geven.
Hoe kun je nog leiderschap tonen vanuit een gevoel van machteloosheid? En hoe kun je nog zicht houden op mogelijke oplossingen? Machteloosheid zal de problemen juist versterken. De volgende 4 stappen helpen te voorkomen om in moeilijke situaties de lijdende vorm te worden:
1. Erkennen en voelen van het probleem.
Het lijkt misschien een overbodige stap, maar dat is het zeker niet. Erkennen dat we een probleem hebben en durven voelen hoe dat voelt, is een essentiële stap in het oplossen ervan. Het gaat er niet om dat we benadrukken wat de ander fout heeft gedaan (Pietje en Marietje hebben de andere ouders tegen ons opgestookt en hebben hun een verkeerde voorstelling van zaken gegeven over hoe onze leerkracht met hun zoon Jantje om is gegaan) en ook niet om wat we zouden moeten doen (ik zal ze eens flink de waarheid vertellen) maar om het eerlijk en kwetsbaar durven erkennen wat we voelen (Ik voel me boos en machteloos nu er onterecht is kwaadgesproken).
2. Accepteren van en verantwoordelijkheid nemen voor de situatie.
Om ruimte te maken voor oplossingen zullen we de situatie en het gevoel daarover volledig moeten accepteren. Kunnen we volmondig JA zeggen? ‘Ja, ik voel me klote’. En om dan een punt te kunnen zetten en het gevoel niet verder te gaan voeden, maar om de volle verantwoordelijkheid te nemen voor de situatie waar we in beland zijn en het gevoel dat we hebben. En dit gaat niet over de schuldvraag!
3. De onderliggende gedachten onderzoeken.
Een gevoel lijkt te ontstaan door de situatie, door wat een ander doet. Maar in werkelijkheid zijn het altijd onze gedachten die een gevoel oproepen. Eenzelfde feit kan bij verschillende personen een heel ander gevoel oproepen, afhankelijk van de gedachte die ze erover hebben. Een mogelijke gedachte is: ‘Nu denken andere ouders dat onze leerkracht onzorgvuldig is geweest naar Jantje en nu krijgt onze school een slechte naam’.
Kunnen we zeker weten dat het waar is wat we denken? Hebben Pietje en Marietje werkelijk kwaadgesproken? En was het uitsluitend onterecht? Krijgt de school een slechte naam als Pietje en Marietje kwaadgesproken hebben? Misschien wel, misschien niet. Zou het tegendeel ook waar kunnen zijn? Misschien worden Pietje en Marietje niet op voorhand geloofd door de andere ouders. Alleen al het durven stellen van de vraag ‘Is het waar?’ helpt om te ontspannen. Zodra we de gedachte hebben onderzocht, stoppen we het proces van het groter en groter maken van die gedachte en van het erbij horende gevoel.
4. Openstaan voor wat er wél mogelijk is
Pas wanneer we ons niet meer verzetten tegen wat er gebeurd is, maar de situatie en ons gevoel erover hebben geaccepteerd en onze gedachten erover hebben onderzocht, is er ruimte om tot echte oplossingen te komen. De creativiteit wordt weer aangeboord en binnen onze invloedssfeer blijken er nog talloze dingen te zijn die we kunnen doen om de situatie te verbeteren. Ons leiderschap wordt door de buitenwereld gevoeld en gerespecteerd.
Zou het op deze manier mogelijk zijn om van lijder naar leider te gaan? En wordt het vak van schoolleider op deze manier weer boeiend, speels en uitdagend?
Geef een reactie